Het publiek moet in het middelpunt van de journalistiek komen te staan. In De Nieuwe Lezer leg ik uit hoe iedereen op een redactie hier aan bij kan dragen.
“Fundamentally, people will use media that help them be who they want to be, do what they want to do, and showcase a version of who they are and of what they do that they like. “
- Rasmus Kleis Nielsen
Heb je vragen, opmerkingen of aanvullingen over of op deze nieuwsbrief? Mail!
In mijn tijd bij NRC heb ik eindeloos veel tekstjes voor sociale media en nieuwsbrieven geschreven. De gouden regel was: wat emotioneert, klikt. Dus zocht ik altijd naar de anomalieën in het artikel: man bijt hond trekt immers meer kliks dan hond bijt man. En dan kijken in Chartbeat of je post succes had. Ik vond ’t het einde.
Dat veranderde eigenlijk pas toen de oorlog in Oekraïne uitbrak. Ik zat destijds bijna niet meer aan de knoppen van sociale media en nieuwsbrieven, maar hield me wel veel bezig met de leescijfers. De oorlog was het eerste nieuwsevenement (gek genoeg bij Covid-19 had ik dat minder) waar ik echt last van had: ik was er verdrietig van en zat eindeloos te doomscrollen. Wanneer ik op de redactie de dagelijkse leescijfermail zat te tikken, vroeg ik me af: wat doet dit met de lezers; hoe voelen de mensen zich die onze verslaggeving lezen? Daar had ik eerder nooit bij stilgestaan.
In de vorige nieuwsbrief begon ik mijn queeste rond het Mysterie van het Missende Puzzelstukje: hoe komt het dat ondanks dat mensen uren per dag doorbrengen op een apparaat waarop ze journalistiek zouden kunnen consumeren ze dat in steeds mindere mate doen?
Negativiteit
De eerste aanwijzing naar de bergplaats van het puzzelstukje waren de verschillende houdingen van journalisten en hun publieken ten opzichte van nieuws: journalisten vinden dat het zo onafhankelijk mogelijk moet, terwijl mensen een persoonlijke relatie hebben ten opzichte van het nieuws. In deze tweede aflevering vraag ik mij af: hoe maken we journalistiek wat minder negatief en wat minder overweldigend, en hoe kunnen we het wat positiever maken?
Voor dat de journalisten in de zaal gillend wegrennen: met positiever maken, bedoel ik niet dat we allemaal meer dierennieuws moeten gaan maken. Laten we eens beginnen met te onderkennen dat berichtgeving over het algemeen vrij negatief is - misschien zelfs soms iets té negatief.
Nieuws gaat over de anomalie; dat wat afwijkt. Evenementen waar je weet van moet hebben wanneer het invloed heeft op je leven, maar als dat het niet heeft een stuk minder. In ‘Voor ieder wat waars’ omschrijft Rob Wijnberg het als volgt:
“Nieuws is, als het ware, voor de mens van nu wat de oertaal was voor de mens uit de prehistorie: een geprofessionaliseerde vorm van gevaarsignalering, roddel en fictievorming. Op die manier heeft nieuws een enorme invloed op onze waarheid - onze maatschappelijke gemoedstoestand. Nu zou je verwachten dat nieuws, omdat het gevaren signaleert, groepsvorming stimuleert en ficties creëert om in te geloven, de mens een zeker gevoel van veiligheid, saamhorigheid en betekenis geeft. Het tegendeel is waar. Nieuws, zoals we dat vandaag de dag kennen, zaait eerder angst, verdeeldheid en desoriëntatie. Dat heeft veel te maken met de schaal waarop nieuws anno nu wordt gemaakt en geconsumeerd. Nieuws is een gigantische industrie geworden, die de mens non-stop voert met gevaren, roddels en ficties van over de hele wereld.”
Daar koppelt hij nog het verdienmodel aan, dat drijft op het trekken van aandacht waar ik ook eerder over schreef en dat leidt volgens Wijnberg tot “Een onophoudelijk schallende sirene die ons van incident naar rel, naar calamiteit, naar krankzinnigheid, naar leugen, naar crisis, naar ongelijk, naar uithaal, naar moddergevecht, naar belediging, naar complottheorie, naar schandaal manoeuvreert.”
Nou, dat is dan ook maar weer duidelijk… Afijn, dit is overigens niet alleen Wijnbergs observatie. Thomas Beakdal schrijft over een Amerikaans onderzoek waaruit blijkt dat het sentiment van berichtgeving van 40 verschillende titels een stuk negatiever is geworden over de afgelopen tien jaar. Waar de koppen van artikelen voor 2010 nog vaker positief dan negatief waren, scoorden de koppen in 2019 hoger op negativiteit. De koppen speelden veel vaker in op emoties als woede, afschuw, angst en verdriet.
Onafhankelijk
Journalisten kunnen natuurlijk niet de mate van ellende die er in de wereld is beperken, maar ik denk wel dat het belangrijk is dat de rol van de journalistiek in de beeldvorming van hoe het gaat met onze samenleving serieus moeten nemen. Dat we onafhankelijk verslag doen van wat er gebeurt, betekent nog niet dat dit ‘onafhankelijk’ wordt geconsumeerd door het publiek. Het is ook niet nodig om schuld naar ons toe te trekken, want niet alleen de journalistiek maar ook de algoritmes van veel sociale platforms vergroten anomalieën. Daarom moeten we het Mysterie van het Missende Puzzelstukje proberen te verklaren in de context van de sociale platforms.
Vorige keer schreef ik over de sociale nieuwssmaak van jongeren, maar ook van oudere doelgroepen. In het Working Paper Veranderend mediagebruik door jongeren omschrijft Irene Costera Meijer het als volgt: “een gevarieerdere en gedifferentieerdere benadering van nieuwsonderwerpen: minder afstandelijk, meer persoonlijk en met meer ruimte voor emoties.”
Dit is een wezenlijk andere benadering dan de strikt onafhankelijke kijk op journalistiek, maar ik denk wel een betere omdat het informatie ecosysteem waarbinnen journalistiek wordt verspreid en geconsumeerd steeds socialer worden. Bovendien is het belangrijk voor redacties om zich goed te verhouden tot die sociale nieuwssmaak, omdat de aanwezigheid van goede journalistiek is geen garantie dat het wordt opgenomen in het gemeenschappelijk weten van mensen, schrijft Costera Meijer in de inleiding:
“Dit paper laat zien dat het beschikbaar zijn van nieuws van hoge kwaliteit, weliswaar een voorwaarde en een basis vormt voor wat Schudson “public knowledge” (publieke kennis) of “shared knowing” (gedeeld weten) noemt, maar dat de beschikbaarheid op zichzelf nog geen garantie biedt voor het gebruik ervan en daarmee voor het creëren van een gemeenschappelijk referentiekader.”
Referentiekader
Ik denk dat het helpt om beter te kijken naar hoe journalistiek past in het gemeenschappelijk referentiekader, zodat je als makers je een beter beeld kunt vormen van wat informatie doet met het publiek. Hoewel dat voor sommige journalisten vreemd in de oren mag klikken, denk ik dat dit wel de verantwoordelijkheid is van redacties. Je kunt niet enerzijds zeggen dat journalistiek als vierde moet bijdragen aan een betere democratie, maar vervolgens de boel de boel laten als het misschien negatieve gevolgen en/of mensen weglopen van journalistiek omdat het een negatief effect heeft op hun gemoedstoestand.
Dit soort modellen, maar ook de User Needs van SmartOcto bijvoorbeeld, stellen redacties in staat om goed te kijken naar de balans tussen positiviteit en negativiteit in de berichtgeving. Daarbij hoeft positiviteit geen goed nieuws te betekenen, maar kan het ook constructief zijn of het opvolgen van een eerder gedaan onderzoek dat tot verbeteringen heeft geleid. Het betekent niet dat er minder over zware onderwerpen geschreven moeten worden maar via verslaggeving ook kunnen inzetten op verbinding, inspiratie, (h)erkenning, relativering en empathie.
Ik denk niet alleen dat dit de verantwoordelijkheid is van redacties, maar dat het nodig is om journalistiek klaar te maken voor de toekomst. Als we werkelijk in de overtuiging zijn dat journalistiek onmisbaar is voor een goed functionerende democratie, moeten we het ook onmisbaar maken. Natuurlijk via goede journalistiek op mooie platforms, maar ook door te kijken naar het aanbod en wellicht, zoals Costera Meijer schrijft te zoeken naar: “een gevarieerdere en gedifferentieerdere benadering van nieuwsonderwerpen: minder afstandelijk, meer persoonlijk en met meer ruimte voor emoties.”
Vorige edities van De Nieuwe Lezer
👉🏻 Het mysterie van het ontbrekende puzzelstukje
Ik ben het hier zeker mee eens. De journalist die het journaal van het leven opmaakt dient zich ook bezig te houden met de schoonheid, de positiviteit, met het complete leven.