Hoe moeten media omgaan met radicaal-rechtse politieke partijen?
Wat ik leerde op het International Journalism Festival
Het publiek moet in het middelpunt van de journalistiek komen te staan. In De Nieuwe Lezer leg ik uit hoe iedereen op een redactie hier aan bij kan dragen.
“Fundamentally, people will use media that help them be who they want to be, do what they want to do, and showcase a version of who they are and of what they do that they like. “
- Rasmus Kleis Nielsen
Heb je vragen, opmerkingen of aanvullingen over of op deze nieuwsbrief? Mail!
Het zijn drukke tijden! Na een fijne week in Italië en vele goede glazen wijn… ehhh ik bedoel sessies op het International Journalism Festival is onze redactie deze weken opgestart: Sophie Kluivers en Nina Nzenza zijn begonnen als redactiechef en redacteur. Om de boel te kickstarten hebben we de afgelopen dagen een design sprint gedaan onder leiding van Laurens Vreekamp. Hopelijk kunnen we snel meer laten zien!
De sessie op het festival die mij het meest aan het denken zette, ging over hoe media moeten omgaan met radicaal-rechtse politieke partijen. Vooral door wat er datzelfde weekend gebeurde: Wilders kondigde aan (en deed dat later ook) aangifte te doen tegen Frans Timmermans, en de hele Nederlandse pers sprong er bovenop. Met de opgedane kennis van de sessie zou ik willen zeggen: dit is een problematische dynamiek. Wilders maakt, zoals veel populistische politici dat doen, misbruik van de nieuws dynamiek en we laten het gebeuren.
Het is de olifant in de kamer: we weten allemaal dat het niet gaat over de aangifte, maar om het trekken van aandacht, en wellicht het controleren van de nieuwsstroom. Waar de berichtgeving anders was gegaan over wat Timmermans had gezegd op het congres, ging het nu weer over Wilders en zijn hoogstwaarschijnlijk kansloze aangifte. Want, zo Tom-Jan Meeus schreef afgelopen weekend in zijn nieuwsbrief, alle aangiften die Wilders tot nu toe deed tegen zijn collega’s werden geseponeerd.
Democratische traditie
Dus, wat leerde ik in die sessie? Onder leiding van Mirjana Tomic van Forum Journalistes und Medien gingen Ann-Katrin Muller (Der Spiegel), Gilles Paris (Le Monde) en Laura Saarikoski (Helsingin Sanomat) in gesprek over hoe journalisten in hun verslaggeving moeten omgaan met radicaal-rechtse partijen. De keuze viel op deze journalisten omdat hun landen een lange democratische traditie hebben en er vrij grote radicaal-rechtse of extreemrechtse partijen in hun parlementen zitten.
Tomic begon het panel met de vraag wat de oorsprong is van de de rechtse beweging in hun land. Vooral de Finse situatie lijkt op de Nederlandse: de radicaal-rechts is groot geworden door anti-migratie sentimenten. Saarikoski wond er geen doekjes om en zei: mensen stemmen op de de partijen omdat ze racistisch zijn, niet ondanks. De toon was gezet. In Duitsland en Frankrijk bleek de extreemrechtse beweging meer geworteld in identiteit.
Daarna vroeg Tomic welke rol de media hadden gespeeld in de groei van de radicaal-rechtse bewegingen. Gilles zei dat Le Monde in de beginjaren onbedoeld toch had bijgedragen aan de dynamiek waardoor de bewegingen konden groeien, door ze eerst helemaal te negeren en vervolgens verslag te doen van de extreme uitspattingen. In Duitsland is dat op een vergelijkbare manier gegaan, vertelde Muller: naarmate de stem van de radicaal-rechtse partijen toenam, ging men er meer over schrijven. Zo kregen de bewegingen en hun gedachtegoed langzamerhand meer aandacht en werd het mainstream.
Murw geslagen
Nu wordt de aanpak van Helsingin Sanomat, Der Spiegel en Le Monde gekenmerkt door een focus op het bredere narratief in hun verslaggeving en in de samenleving. Dat is namelijk wat radicaal-rechtse bewegingen willen, zei Gilles, controle nemen over het narratief door hun gedachtegoed eindeloos te herhalen om het zo op de agenda te krijgen. De partijen steken veel geld en energie in sociale media om dit te bewerkstelligen, en hebben hier ook een groot bereik. Je wordt murw geslagen met extreme uitspraken, beaamde Muller, en uiteindelijk normaliseert het. Ze noemde een voorbeeld van een grote demonstratie van AFD in 2018 waar neonazi’s bij aanwezig waren, dat was toen groot nieuws. Nu zijn dergelijke demonstraties eigenlijk geen nieuws meer.
Saarikoski gaf nog een aantal algemene tips voor hoe om te gaan met het gedachtegoed: blijf altijd specifiek en correct (ik schreef op: gebruik de truth sandwich), schrijf niet over de uitspraken maar over wat de politici daadwerkelijk doen (of niet doen) en probeer zo goed mogelijk te begrijpen waar het sentiment dat deze partijen voedt vandaan komt, zonder het gedachtegoed te accepteren.
Hoofdbrekens
Met deze vers opgedane kennis zag ik in dat bewuste weekend knarsetandend wat er zich afspeelde in de Nederlandse pers. In Perugia sprak ik met journalisten uit landen waar de persvrijheid wordt beknot door partijen met een vergelijkbaar, ondemocratisch gedachtegoed als dat van de PVV. Het lijkt nu wel alsof we door de fratsen van Wilders cs contextloos te vermelden in koppen we dat ondemocratische gedachtegoed zuurstof geven, terwijl de journalistiek als vierde macht een van de pilaren van de democratie vormt. Snijden journalisten zichzelf niet in de vingers?
Bij de Volkskrant las ik gelukkig dat ik niet de enige ben die hier hardop over nadenkt: hoofdredacteur Pieter Klok schreef in zijn rubriek dat radicale uitspraken hen hoofdbrekens bezorgen, omdat hoe relevant het ook is (dat Wilders aangifte doet) wat de politici doen het ook tot normalisering leidt. Natuurlijk is het relevant, maar het probleem is dat, zoals Bas Heijne mooi beschreef vorige week, dat wat zich op de bühne afspeelt geen afspiegeling meer is van de werkelijkheid maar het ís de werkelijkheid geworden. En op de bühne is precies de plek waar populistische en radicaal-rechtse politici het goed doen.
Uiteindelijk moeten we doen wat het beste is voor het publiek; ervoor zorgen dat zij goed snappen wat er aan de hand is, maar hoe ziet dat er uit? Leg je de nadruk op te vertellen wat er gebeurt of wat de betekenis is van wat er gebeurt? Natuurlijk doen redacties allebei, maar als de follow-up met de nodige duiding gepubliceerd is, heb je de aandacht van al die mensen die het eerste bericht lazen dan ook weer?
Met betrekking tot mijn huidige functie zat ik ook te denken hoe dit voor jongeren moet zijn. Stel, je bent geboren in het jaar 2004. Dan weet je niet anders dan dat er politici zijn die ondemocratische, racistische of discriminerende uitspraken hoort doen, wat blijft er dan over van het beeld van de democratie? Is de normalisering die volgens Klok dreigt niet allang realiteit voor jonge mensen? Nederlandse jongeren weten betrekkelijk weinig over onze rechtsstaat en maar een kwart vindt persvrijheid of onafhankelijke journalistiek belangrijk voor een goed functionerende samenleving. Misschien is de normalisering van het ondemocratische gedachtegoed al lang en breed begonnen.
Vorige edities van De Nieuwe Lezer
👉🏻 Het is tijd voor radicale oplossingen