Het publiek moet in het middelpunt van de journalistiek komen te staan. In De Nieuwe Lezer leg ik uit hoe iedereen op een redactie hier aan bij kan dragen.
“Fundamentally, people will use media that help them be who they want to be, do what they want to do, and showcase a version of who they are and of what they do that they like. “
- Rasmus Kleis Nielsen
Heb je vragen, opmerkingen of aanvullingen over of op deze nieuwsbrief? Mail!
Het denken in doelgroepen als gevolg van het abonnementsmodel heeft titels veel gebracht in de afgelopen jaren: we weten steeds beter wie er een abonnement op onze titel wil nemen en daarmee wie we wel en niet moeten aanspreken via nieuwsbrieven of sociale media. Maar de keerzijde van deze medaille is dat we ons níet bezighouden met de mensen die buiten onze doelgroepen vallen. Bijvoorbeeld mensen die geen abonnement op een journalistieke titel kunnen of willen betalen of mensen die deze titels nog voor geen dubbeltje zouden vertrouwen.
Waarom zou je je als titel druk moeten maken over deze groep mensen? Allereerst omdat het nogal een significante groep is: uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau bleek in 2017 dat vier op de tien Nederlanders helemaal geen nieuws leest. Ten tweede zou je kunnen beargumenteren dat zij het meeste risico lopen om in de fuiken van desinformatie terecht te komen, wat leidt tot nog meer verdeling in de samenleving over simpele dingen als een gemeenschappelijke waarheid.
Het Reuters Institute for the Study of Journalism heeft onlangs onderzoek gedaan naar mensen die weinig vertrouwen hebben in de nieuwsmedia: Snap Judgements: How Audiences Who Lack Trust in News Navigate Information on Digital Platforms. Voor dit rapport onderzochten ze hoe mensen die weinig vertrouwen hebben in het nieuws uit het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Brazilië en India navigeren door de digitale informatielandschap en hoe ze nieuws begrijpen en interpreteren dat ze tegenkomen op sociale media, in berichtendiensten en in zoekmachines.
Want, zo bleek al gauw, deze mensen zijn veel gebruikers van de platforms Facebook, WhatsApp en Google; voor sommige is het hun belangrijkste bron van informatie. Deze groep is voor de informatie op basis waarvan ze beslissingen neemt, afhankelijk van grote bedrijven die als voornaamste doel hebben: geld verdienen aan de aandacht van deze mensen. Bovendien heeft die groep vaak behoorlijk afwijkende en soms foutieve ideeën over hoe nieuwsmedia werken. Dus wat kunnen we als journalistieke titels doen om deze mensen wegwijs te maken door het digitale informatielandschap?
Mental shortcuts
Om daar antwoord op te geven, wilden de onderzoekers weten hoe deze groep mensen de informatie en het nieuws beoordelen op het moment dat ze het tegenkomen op de platforms. Ze vonden zes: ‘mental shortcuts’: bestaande ideeën over het nieuws in het algemeen of nieuwsmerken (1), signalen of oordelen van vrienden en familie die het nieuws delen (2), de toon van koppen (geen clickbait) (3), het gebruik van beeld en de aanwezigheid van advertenties (4), de vormen van de advertenties (5) en platform afhankelijke shortcuts (6).
Van de platforms zelf hebben de geïnterviewden vaak een positief beeld, een stuk beter dan van de nieuwsmedia in ieder geval. Ze zien Facebook en WhatsApp als tools om sociale contacten te leggen en te houden, waarmee ze een praktisch doel dienen in het leven. Bovendien vinden ze de platforms zo handig en efficiënt in gebruik – dat geldt ook sterk voor Google. Nieuwsmedia worden echter met groot cynisme benaderd: hun percepties van nieuws zijn dat het onprettig, verontrustend en zelfs schadelijk is. Hoewel de meesten positieve ideeën hadden over journalistiek werd aan het nieuws gerefereerd als irrelevant en van beperkt nut voor hun leven.
Dus indrukken en gevoelens spelen een grote rol in hoe de platforms beoordeeld worden. Dat geldt ook nieuwsmedia, maar daarvan zijn de indrukken een stuk minder positief: de vaak negatieve toon van het nieuws en de weinig praktische toepassing ervan voor het dagelijks leven, heeft negatieve invloeden op hoe er naar nieuwsmedia gekeken wordt. Gevraagd naar hun impressies van het nieuws in het algemeen noemden de geïnterviewden de verslaggeving over een specifiek onderwerp dat ze waren tegengekomen. Hoe negatiever het nieuws, hoe negatiever hun beeld van het nieuwsmedium. Ook bepaalt de inhoud van een bericht of ze nieuwsbronnen betrouwbaar vonden: als het onderwerp niet relevant is, weten ze niet of ze de bron van informatie moeten vertrouwen. Ook wantrouwen in politici heeft invloed op het beeld van nieuws dat ze hebben. Dat wantrouwen breidt zich uit naar de media die over hen schrijven.
Een verschil maken
Al die verschijnselen zijn zaken waar redacties over het algemeen weinig invloed op hebben: nieuws is nieuws. Toch kunnen redacties op verschillende manieren een verschil maken. Als het gaat over het wel of niet vertrouwen van verschillende nieuwsmerken deden veel geïnterviewden dat op basis van hun associaties met het merk. Maar gevraagd naar waar die associaties dan op gebaseerd waren, wisten veel dat niet. Doordat deze groep mensen weinig weet over journalistiek en journalistieke praktijken, gaan ze beslissingen maken op basis van oppervlakkige zaken als de kop boven een stuk, het beeld dat erbij staat en de aanwezige advertenties – ze kunnen niet anders, want ze weten niet waarop ze hun beslissingen anders zouden moeten baseren.
Dus, schrijven de onderzoekers, om deze mensen wel te bereiken, moeten redacties beter hun merk uitdragen en letten op hoe hun producties op sociale media staan (van de foto’s die erbij staan tot de mix van de stukken die er verspreid worden). Kortom, redacties moeten zich bewust zijn van de mensen die alleen daar de fragmentjes van hun verslaggeving zien én daar hun oordeel vellen over het merk op een manier die vrij kort door de bocht is. Initiatieven rondom service journalistiek en journalistiek gericht op oplossingen worden niet genoemd, maar lijken mij ook in dit plaatje te passen.
De onderzoekers leggen redacties afsluitend een vraag voor: “Do they seek to deepen trust with those who already see the value of their work? Or do they cultivate a broader trust with even those most resistant to the practice of journalism?” Ofwel, hoe verhouden we ons tot onze niet-lezers? Ik denk dat ik jullie niet hoef te vertellen voor welke van de twee opties ik kies. Bovendien, alle oplossingen die door de onderzoekers van Reuters worden aangedragen, lijken mij voor alle redacties een goed idee. Journalistiek is een publieke service en bestaat niet in een vacuüm, dus we moeten ervoor zorgen dat het publiek in ieder geval weet wie we zijn. Lijkt me een goed begin.
Vorige edities van De Nieuwe Lezer
👉🏻 Zullen we de journalistiek verdedigen?
👉🏻 Wat kan het publiek beter dan wij en wat kunnen wij beter dan het publiek?